
Fernand schraapte zijn keel maar behield zijn goede luim. "Ik maakte erger mee," loog hij. Ik luisterde mee want een hok van vier op zes naast die vunzige plek zou mijn eigen klaslokaal worden. Even mottig, even klam. We hoorden de baas de trap afgaan, de trap die uit alle planken kraakte. De buitendeur sidderde met klanken van schurend hout en knellende scharnieren. Stilte kan zalig zijn.
"Ik zal de laatste zijn die dit nog doet" zei Fernand. Daarmee bedoelde hij het schoolbord dat hij onder handen nam. Hij had het zorgvuldig opgemeten, potloodlijnen over de dwarslengte getrokken die hij met een scherp pennenmes in de verf sneed. Die snijlijnen had hij nogmaals overschilderd zodat ze enkel van dichtbij zichtbaar waren. Het was één van zijn geheime systemen. Hij hanteerde het bordkrijt zoals ik het niemand anders ooit zag doen: met sierlijke uithalen die beurtelings dunne en dikkere sporen achterlieten, letters die kunstige arabesken werden. Ik had ze als kind zitten bewonderen en vond ze in dat vunzige hok opnieuw. Geen mens schreef zo. Hij wel.
Er zou veel veranderen in navolgende decennia. Ook de schoolse dingen. Nooit ervoer ik nog diezelfde zorgvuldigheid. Misschien was ze niet meer nodig. Stencileermachines, recorders, kopieerapparaten, televisie en computers veegden de een na de ander veel beproefde kundigheden weg, hebbelijkheden soms die geen zin meer hadden ook. Zoals die blinde kaart van België. Hij had ze ook volgens voornoemd procédé getekend. Met potlood. Nauwelijks zichtbaar voor wie onverwacht binnenkwam. Die sneed hij even nauwkeurig in met het pennenmes, voldoende diep om nooit meer uit het hout te slijten. Vervolgens borstelde hij ze onder donkergroene camouflage. Met een spijker had hij punten gezet. Daarmee markeerde hij hoofdplaatsen. Stromen, rivieren en bijrivieren plaatste hij en vanzelfsprekend ook bekende sites zoals Tienen, omwille van de suiker, Quenast omwille van de kasseistenen, Menen voor de tabak en Poperinge voor de hoppe. Hij noch ik vermoedden toen dat suiker, tabak en hop uithangborden waren van een tijd die ten einde liep. Dat zelfs de kasseien uit het straatbeeld zouden verdwijnen, was ondenkbaar.
De muren verloren de pleister die mosgroen geschilderd was. Witte kalkplekken en afbladderende verfvellen krulden op plaatsen waar geen kader kon gehangen worden. Fernand zou de leerlingen mallen laten knippen naar gestyleerde vormen van boombladeren. Hij leerde ze tamponeren met plakkaatverf en zodoende die muurvlekken verdoezelen. "Een mens moet vindingrijk blijven" vond hij en bleef tot zijn laatste werkdag zoeken naar oplossingen die weinig of niets kostten. Uit tijdschriften knipte hij veertig jaar lang artikels en foto’s die hij angstvallig bewaarde. Ooit was hij begonnen met de onderwerpen daarvan op te tekenen als de sleutel tot een omvangrijk archief waaruit hij dacht te zullen putten als de tijd er rijp voor was. Ik herinner me de dag dat we vaststelden hoe die stapels door vocht en tijd aaneengeklit waren en node verhuisden naar het oud papier. Een mens verandert wezenlijk weinig of niets van origine. Jaren na zijn pensionering informeerde hij naar liedbundels uit vergeten jaren, schoolse antiquiteiten waaruit hij melodieën opdiepte die zelden nog de radio haalden maar die hij niet wou dumpen. Gebouw, spullen en getuigen verdwenen net als hijzelf.